Reisverhaal «Kinabatangan & Sepilok (Borneo)»
My First Trip...
|
Maleisië
|
0 Reacties
22 Maart 2023
-
Laatste Aanpassing 22 Maart 2023
Dat een woestijn zo “groen en levend” kan zijn wisten we tot voor kort nog niet maar na wat topgids Aji ons vertelde over de palmolie industrie weten we wel beter! Toen we samen met hem op weg waren naar het Kinabatangan wildlife sanctuary om er dierenwild te gaan spotten reden we eerst door een kilometerslange oliepalmplantages. Zo ver het oog kon reiken zagen we duizenden palmbomen in eindeloos lange rijen op een monotone groene bodem van lage varens staan. Aji vertelde ons dat de palmoliehandel in Maleisië een miljardenbussines is die hoofdzakelijk geleid wordt door slechts een handvol Europese en voornamelijk Chinese multinationals. Sinds de jaren 70 kochten deze bedrijven waanzinnig grote stukken land -lees regenwoud- van de corrupte Maleisische overheid om er hun plantages op uit te bouwen. Hiervoor werd de junglevegetatie gekapt en werd het soms oneffen ondergrond genivelleerd of in terrassen gebuldozerd. Om de palmolienoten te oogsten werden daarna goedkope arbeiders uit Myanmar, Indonesië of de Filipijnen geïmporteerd die tot op de dag van vandaag door onvoldoende terreinkennis vaak in de bek van een krokodil of zelfs een python belanden (2 dagen geleden nog!)..Je voelt het ook hier al komen. Dit is weerom het klassieke verhaal van de gewetenloze, ivoren toren zakenman die als een feodaal heerser de boel verkl….t ten koste van het milieu en de lokale bevolking. Voor deze laatste is heel deze oliehandel letterlijk waardeloos. Ze halen er door het ingevoerde personeel toch immers geen eigen voordeel mee. Sinds 2004 heeft de Maleisische overheid eindelijk de moed gehad om het kappen van regenwoud om nieuwe plantages aan te leggen te verbieden. Aha, case closed zou je denken maar helaas. Hiermee zijn de problemen allesbehalve opgelost. Om te beginnen zijn de multinationals nu uitgeweken naar het veel laksere Indonesische Borneo om er hun vernielwerk verder te zetten. En dan is er nog het veel venijniger probleem van de pesticiden. Door de massale besproeiing van de plantages met een hele cocktail aan chemische bestrijdingsmiddelen is het grondwater sterk vervuild. Ditzelfde water is echter de voedingsstof voor de omliggende resterende plukjes regenwoud. Als mensen kanker ontwikkelen ten gevolge van sluimerende pesticide intoxicatie, wat gebeurt er dan met een orang-oetan die 96% DNA met ons gemeenschappelijk heeft denk je? Onze mistroostige gids zei dat er voor elk product waarin er Maleisische palmolie verwerkt zit er één organisme in het regenwoud sterft. Na het horen van dit alles werden we toch wel even stil. Tijd om erover na te denken kregen we genoeg. De groene hel waar we verder doorheen reden om tot op onze bestemming te geraken had qua uitzicht toch niets meer te bieden.
Ons verblijf zelf was daarentegen de max. Zelfs nog voordat we vanaf het Orang-Oetan Rescue Centre in Sepilok vertrokken leerden we al een hele toffe primaat kennen die toevallig ook taxichauffeur was! Helaas bleek door een boekingsmisverstand dat we niet met hem moesten meerijden. Spijtig want we hadden hem dolgraag in zijn natuurlijke habitat bezig gezien. Nu, bij aankomst in Sukau mochten we eerst nog iets gaan drinken in het plaatselijke restaurantje en ook daar hadden ze al een heel wild beestje zitten. Als wij soms zeggen dat Flores een wervelwind is dan hebben we daar een tyfoon tegen het lijf gelopen. Het dochtertje des huizes had zeker niet misstaan tussen een bende driftige makaken. Zo’n wild geval! Na een onmogelijke poging om haar een beetje te temmen maar ook een uurtje speelplezier voor de jongens konden we aan onze eerste jungletocht beginnen op de Kinabatang river. Mr. Aji -waarschijnlijk de meest gepassioneerde en getalenteerde natuurgids van heel Sabah die zelfs tot twee keer toe sir David Attenborough gidste tijdens zijn Planet Earth reportages op Borneo- zette ons in een bootje en jawel, na nog geen tien minuten varen stonden we al oog in oog met een kudde grazende en drinkende Aziatische olifanten. De toon was gezet en in sneltempo volgenden verschillende dieren elkaar nu op. Langstaartmakaken, een mini en een megakrokodil, verschillende soorten veelkleurige Kingfishers, hele hordes neusapen, neushorenvogels,…Enfin een ware beestenboel dus. Het leek wel alsof Mr. Aji met al die dieren afgesproken had. Waar de andere bootgidsen naar links voeren ging hij doodleuk naar rechts om pal weer op een of ander kruip, klim, vlieg of zwemwezen uit te komen. Mochten we niet beter weten, we dachten met St-Franciscus van de tropen op stap te zijn. Maar ook zijn zoon had het speurtalent van zijn vader geërfd toen hij ons meenam op een nightwalk. Behalve een hele resem (reuzen)kriebelbeestjes en olifantentreksporen konden we namelijk ook de Maleise Civetkat spotten. We waren nog geen zes uur op pad en onze big five van Borneo was al bijna binnen! Olifanten, krokodillen, neushorenvogels, neusapen..enkel de orang-oetang ontbrak nog. Vol enthousiasme en vertrouwen stonden we de volgende dag daarom al in de ochtendvroegte klaar om onze laatste trofee binnen te halen. En kijk, zelfs de meest geobsedeerde dierenspotter van het land kon niet optornen tegen het onweerlegbare feit dat wildlife zich nooit zelf komt aanbieden. Ook al zagen we nog enkele interessante dieren (terug) zoals neushorenvogels, zeearenden, lemuren, neusapen, makaken,…de Rosse van Borneo bleef onvindbaar. En dat stak. Vooral dan bij onze trotse gids die toch wel een beetje in zijn eer gekrengd was. Maar dan toont zich de ware vakmeester. Los van ons geboekte programma nam Aji ons mee naar ‘het nabijgelegen natuurreservaat van zijn maat Jerry’ (?) om ons toch nog een “Heer (of dame) van het Woud” te gunnen. Bij aankomst in het park zagen we al enkele (oude) slaapnesten dus er was hoop. Als een bezetene tuurde Mr. Aji door zijn raam tot Flores plots riep dat hij iets had zien eten. Onze gids stopte onmiddellijk zijn auto en wat zagen we daar rustig op enkele blaadjes kauwen? Een vrouwtjes orang-oetang die ons al even nieuwsgierig aankeek. Prachtig om te zien dat wel maar nog véél mooier voor ons was de diepe dankbaarheid die de grote maar nederige Mr. A. betoonde voor de vondst van Flores. Als een ervaren speurder die al meer dan dertig jaar in het vak zit een kind van zes op zijn woord geloofd om iets te vinden wat hij zoekt en daarna bovendien zo grootmoedig is om het vindertje te feliciteren dan kun je alleen maar zeggen dat ‘the crazy men’ (zoals hij in zijn beginjaren door de locals al spottend genoemd werd omwille van zijn geschifte natuurfascinatie) een levende legende is. Meneer Aji, ondanks het feit dat onze ontmoeting maar heel (en veel te) kort was heb je vooral als mens een diepe indruk op ons gemaakt. Ontzettend bedankt om al je (jungle)wijsheid met ons te delen. We wensen je het beste in je strijd voor jouw natuur en we hopen dat het alsnog de goede kant mag opgaan.
- ’t Zijn er weer veel vandaag hé.
- Ja, en kijk daar halen ze alweer hun flitsdoosjes boven.
- Toch vreemd dat ze die dingen zo graag in onze richting wijzen.
- Ja, ik denk dat dit hun manier is om ons te begroeten. Wacht ik mep een beetje met een kokosnoot. Zie maar wat ze dan doen.
- Oooh, grappig hoe harder je mept hoe meer ze elkaar wegduwen om hun doosje het dichtst bij jou te krijgen. Wat zijn ze geestig. Wat gebeurt er als je zo’n doosje afneemt denk je?
- Dat moet je zeker niet doen, die dingen zijn heilig voor hen! Ik heb het ooit eens gedaan en ik hoor die kale aap nog steeds brullen.
- ’t Is misschien een goddelijk voorwerp voor hen?
- Mmm, waarschijnlijk wel.
- Of misschien proberen ze met die dingen een beeld te vangen?
- Hahaha, wat heb jij een makakenfantasie zeg! Neen hou het maar bij die eerste verklaring. Feit is wel dat ze dol op ons zijn.
- Ja da’s waar en ik ben al blij dat ze ons woud tegenwoordig met rust laten. Weet je nog hoe onze ouders vertelden dat ze het ooit in hun bizarre kop haalden om heel ons bos te kappen om er dan van die saaie wuifbomen voor in de plaats te zetten.
- Ja, heel vreemd. Soms zie ik er lopen tussen de wuifbomen met notentrossen maar ik heb ze die dingen nog nooit zelf zien eten. Het enige wat ik ze zie doen is die bomen met een waterig goedje besproeien. Alsof er hier geen regen genoeg valt!
- Over eten gesproken, wat eten die kale apen? Ik heb ze hier in ons bos nog niets in hun muil zien stoppen.
- Oooh, ik wel, ik zag ze ooit nadat ze ons met hun flitsdoosjes kwamen eren aan de rand van het bos massaal eten in zo’n groot stenen nest van hen.
- Wat aten ze dan?
- Grote bergen vlees, groenten en witte gezwollen zaadjes.
- Daar moesten ze dan ook wel héél hard op kauwen zeker?
- Neen hoor, ze stopten die dingen eerst in een grijze schaal en lieten die schaal dan op een vuur opwarmen.
- Vlogen die dingen dan niet in brand?
- Neen want ze lieten die drijven en pruttelen in een geelachtig spul.
- Weet je welk spul dat was?
- Neen, maar kijk daar komt er net zo’n slome rosse langarm aan.
- Ah ja, als die kale apen er zo eentje zien worden ze nog gekker dan wanneer ze ons zien. ’t Is waarschijnlijk omdat ze meer op elkaar gelijken. Nochtans vind ik dat ze er allemaal een beetje ziekjes uitzien.
- Kan best allemaal maar misschien moeten we het haar eens vragen. Hé Rosse
- Ja?
- Je ziet er vandaag weer wat bleker uit dan gisteren. Zorg eens wat beter voor jezelf. Zit er een beest in jouw lijf ofzo? Maar kom, iets anders nu. Weet jij in welk spul die joviale kale apen hun eten verwarmen?
- Ja (zucht)
- Wat dan?
- Wuifbomen notenolie.
‘t Was weer eens een zeer verhelderende dag bij de varkensstaart makaken en de orang-oetangs in het Sepilok opvangcentrum.